Ik baal een beetje. Ik was dus op wandelvakantie in Elba. Best mooi. Veel gezien en natuurlijk de nodige foto's gemaakt. Helaas kan ik ze niet zien. Mijn fotocamera is kapoet. Elba's schuld.
Tijdens de laatste wandeldag (afgelopen maandag) zouden we de Monte Capanne beklimmen. Met 1018 meter de hoogste berg van Elba. Het beloofde een mooie dag te worden. De hele dag zon met hooguit een spatje regen, aldus de weersvoorspelling. En inderdaad, er was 's ochtends geen vuiltje in de lucht.
De tocht behelste verschillende Via Ferrata's; echt mijn terrein. Eenmaal op de berg begon het echter toch te regenen. Niet hard, maar toch. We besloten toch richting de eerste staalkabels te lopen en ter plekke beoordelen of het niet te glad en te gevaarlijk was. Uiteindelijk leek het weer mee te vallen en besloten we door te gaan. Nadat we de eerste staalkabels gepasseerd waren hoorden we gerommel aan de hemel. Ver weg in het noorden hing een onweerswolk, en aangezien de wind uit het zuiden kwam meenden we dat het wel mee zou vallen. Hoe mis konden we het hebben...
Nadat we de laatste staalkabel voorbij waren hing als donderslag bij heldere hemel opeens de onweerswolk op de berg. Met nog een half uur te gaan naar de top en de staalkabels onder ons zaten we gevangen op de berg. De sluizen gingen open en in no time was iedereen doorweekt. Op handen en voeten renden we als aapjes slalommend tussen de bliksemflitsen en de watervallen in 15 minuten naar de top waar een klein hutje was waar we konden schuilen. Helaas was het kwaad al geschiedt. Alles kletsnat. Ook mijn camera die ik al die tijd in mijn broekzak had, al leek hij het aanvankelijk nog wel te doen.
Een heel avontuur, maar ik kan het niet meer bewijzen met foto's. Mijn camera heeft toch de geest gegeven. De batterij en memory-kaartje waren beiden nog vochtig, maar zelfs nu beiden opgedroogd zijn weigert de camera dienst. Hopelijk kan ik op de een of andere manier nog de foto's van het kaartje halen binnenkort, maar ik vrees voor mijn camera. Nog geen jaar oud. R.I.P.
vrijdag 19 september 2008
donderdag 18 september 2008
Er komt een man op een fiets...
Ik schop 'em niet van de fiets. Had ik best gewild, maar zo snel als Herman Finkers was ik kennelijk niet. Toch illustreerde de man op de fiets waarom ik wonen in Noorwegen zo veel prettiger vind. Soms neig je dat te vergeten.
De man op de fiets fietste namelijk in Delft. Dinsdagavond. Toevallig liep ik daar ook op dat zelfde tijdstip. Met een grote koffer achter me aan zeulend, omdat ik net terugkwam van vakantie. Die vakantie in Elba had ik geboekt via een Nederlandse organisatie, en omdat ik de exacte reistijden nog niet had, had ik de reis terug naar Trondheim uiteraard maar een dag later geboekt. Slapen kan immers altijd bij Bas in Delft.
Om echter bij Bas te komen vanaf het station moet je door de Barbarasteeg. Zo ongeveer het smalste steegje van Nederland, en tegelijkertijd het drukste. Met hordes fietsers en voetgangers die zich van de TU-wijk naar het station of vice versa bewegen. Daar hebben ze dan voor de sier ook nog iets van een stoepje neergelegd waar je met enige wilskracht nog net met je eentje naast elkaar kan lopen. Dat ga ik niet proberen met een koffer met wieltjes, die liever rustig achter me aan rolt via het fietspad.
"Tring, tring. Tring, tring." zei de bel op de fiets van de man op de fiets.
"Tring, tring, tring. Tring, tring, tring." zei de bel op de fiets met deze keer nog meer venijn.
"Je kunt toch wel op de stoep lopen." snauwde de man op de fiets me toe. Zo'n naar gestresst zakenmannetje met attaché-koffertje fietste me geërgerd voorbij. Ik was te laat met hem van de fiets te te schoppen. Ik was ongetraind. Want dit soort eikels kom ik in Noorwegen eigenlijk nooit tegen.
De man op de fiets fietste namelijk in Delft. Dinsdagavond. Toevallig liep ik daar ook op dat zelfde tijdstip. Met een grote koffer achter me aan zeulend, omdat ik net terugkwam van vakantie. Die vakantie in Elba had ik geboekt via een Nederlandse organisatie, en omdat ik de exacte reistijden nog niet had, had ik de reis terug naar Trondheim uiteraard maar een dag later geboekt. Slapen kan immers altijd bij Bas in Delft.
Om echter bij Bas te komen vanaf het station moet je door de Barbarasteeg. Zo ongeveer het smalste steegje van Nederland, en tegelijkertijd het drukste. Met hordes fietsers en voetgangers die zich van de TU-wijk naar het station of vice versa bewegen. Daar hebben ze dan voor de sier ook nog iets van een stoepje neergelegd waar je met enige wilskracht nog net met je eentje naast elkaar kan lopen. Dat ga ik niet proberen met een koffer met wieltjes, die liever rustig achter me aan rolt via het fietspad.
"Tring, tring. Tring, tring." zei de bel op de fiets van de man op de fiets.
"Tring, tring, tring. Tring, tring, tring." zei de bel op de fiets met deze keer nog meer venijn.
"Je kunt toch wel op de stoep lopen." snauwde de man op de fiets me toe. Zo'n naar gestresst zakenmannetje met attaché-koffertje fietste me geërgerd voorbij. Ik was te laat met hem van de fiets te te schoppen. Ik was ongetraind. Want dit soort eikels kom ik in Noorwegen eigenlijk nooit tegen.
Abonneren op:
Posts (Atom)